Djinn
‘Ze zeggen dat vallende sterren nachtelijke projectielen zijn die vanuit de hemel op djinns worden afgevuurd. Als dat zo is, mag de hemel vannacht glimmen van trots. Ze zeggen ook dat je een wens mag doen als je een vallende ster ziet. Als dat zo is, wens ik wanhopig dat ik hier een uitweg voor vind. Ik zweer dat dit echt de laatste keer is.
Ik zie mijn gezicht niet in de spiegel van mijn hotelkamer. Ik zit ergens verstopt onder de zwellingen, die het gebied rond mijn ogen hebben vervormd. Er zitten blauwpaarse strepen tussen mijn wenkbrauwen, boven aan mijn neus en onder mijn ogen. Hoe krijg ik ze op tijd weg? Ik moet binnen twee weken weer in de Tweede Kamer zijn. Hoe ga ik dit deze keer oplossen? Volgens mij zijn mijn ribben gekneusd.
“Lekker voor je.”
Daar zijn ze. Zodra het iets doet, vallen ze aan. Als het fout gaat, zijn ze zonder genade.
“Eigen schuld.”
Ze hebben weer gelijk gekregen. Het is weer fout gegaan. Door het. Het is bij me zolang ik me kan herinneren. Het vergezelt me waar ik ook ga. Het heeft geen naam. Als ik het een naam geef, wordt het tastbaar, zonder blijft het ongrijpbaar. Naamloos of niet, het is niet te bedwingen. Hoe hard ik ook blijf bidden dat het weggaat, het vindt altijd een weg terug.’
Tofik Dibi zat van 2006 tot 2012 in de Tweede Kamer voor GroenLinks. Hij voerde onder meer het woord over asiel en immigratie, veiligheid en justitie, en jeugd en gezin. Maar over één onderwerp sprak hij nooit. Tot dit boek.
Djinn is het verhaal dat Tofik Dibi wil en moet vertellen. Aan zichzelf, maar vooral ook aan anderen.