De Messias
Wanneer de Nederlandse houtdeskundige Emma Faber als kersverse hoogleraar in Berlijn een onderzoeksopdracht voor de datering van een viool aanneemt, stapt ze ongeweten een wereld binnen waar hebzucht en machtswellust regeren. Liefde voor eeuwige schoonheid, geloof in wetenschappelijke objectiviteit en bewondering voor genieën blijken gefundeerd op leugens en bedrog, vervalsingen en fraude. In haar zinderende zoektocht naar de waarheid ontdekt ze dat het mantra van de moderne wetenschap, ‘meten is weten’, geen oplossing biedt. Haar tocht voert haar naar Genève, Oxford en Los Angeles, maar ook terug naar haar streng religieuze opvoeding in Amsterdam.
Het verhaal van Emma is exemplarisch voor de verwarring van de ‘moderne mens in deze moderne tijd’, maar uit de geschiedenis van Stradivarius en zijn opvolgers, nauw vervlochten met haar lotgevallen, blijkt dat er al die eeuwen weinig is veranderd. De tijd tussen het ‘Genie uit Cremona’ en Emma wemelt van criminele mecenassen, frauderende connaisseurs en zwendelende vaklui.
De Messias is een historische kijkdoos, een duizelingwekkende reis door tijd en ruimte, razend spannend en tegelijk onthutsend.
Julian Winter is de schrijversnaam voor Wiljan van den Akker en Esther Jansma, die met De Messias hun eerste gezamenlijke roman publiceren. Eerder vertaalden ze samen gedichten van de Amerikaanse dichter Mark Strand.
Esther Jansma (1958) wordt beschouwd als een van de belangrijkste dichters van dit moment. Ze ontving onder andere de VSB Poëzieprijs, de Roland Holstprijs en C.C.S Crone Prijs. In het dagelijks leven is zij als houtarcheoloog verbonden aan de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en als bijzonder hoogleraar aan de Universiteit Utrecht.
Wiljan van den Akker (1954) publiceerde poëziebundels, waarvoor hij de C. Buddingh’ Prijs ontving. In zijn dagelijks leven is hij als hoogleraar verbonden aan de Universiteit Utrecht, en was hij decaan van de Faculteit Geesteswetenschappen.
‘Cari amici.’ Een man in een roomwit pak was bij de musici gaan staan. Grijs, halflang haar omlijstte zijn opgewonden gezicht en op zijn revers prijkte een opzichtige onderscheiding. ‘Welkom, dierbare vrienden van de muziek. Het is mij een eer u vanavond een meer dan exclusieve ervaring te kunnen aanbieden. Vier instrumenten van Antonio Stradivari, allemaal in de virtuoze handen van deze jonge talenten.
Ik heb er nooit een geheim van gemaakt dat ik geen liefhebber
van de moderne wetenschap ben. Maar niemand, zelfs ik niet, zou durven beweren dat diezelfde wetenschap geen enkele rol kan spelen in dit heilige domein waar het genie van de kunstenaar regeert. Dames en heren, tot mijn vreugde kan ik u onthullen dat er sinds kort ook wetenschappelijk bewijs is geleverd dat dit kwartet daadwerkelijk van de hand van de meester uit Cremona is. Professor Faber, als u even gaat staan, dan kunt ook ú onze welverdiende complimenten
in ontvangst nemen.’
Ze had helemaal niets bewezen, aan niemand iets toegeschreven.
Ze schudde haar hoofd maar niemand leek het op te merken. Er zat niets anders op dan een kleine buiging te maken.