Inspiratie wantrouw ik ten zeerste
Alles moest op de schop in de jaren zestig, inclusief de muziek. Ook componist Otto Ketting (1935-2012) gooide het roer drastisch om. Hij volgde 134 composities lang zijn eigen kompas, steeds met dezelfde scherpe intuïtie voor timing en proportie en met hetzelfde feilloze gevoel voor klank. Wat hem in 1966 in het Concertgebouw nog op publieksprotesten tegen zijn Collage no. 9 kwam te staan, leverde zes jaar later een eerste onvervalste hit op: Time Machine. Deze meesterproef van high energy groeide in korte tijd uit tot een van de grootste internationale successen van het naoorlogse Nederlandse componeren. Over hits gesproken: ook wie Otto Ketting niet denkt te kennen, kent hem van zijn filmmuziek voor Haanstra’s Alleman, een van de meest bekeken Nederlandse films aller tijden.
Inspiratie wantrouw ik ten zeerste is zowel een biografie van de persoon Ketting als van zijn oeuvre. Wat die twee met elkaar te maken hebben? Zelf zei de componist over zijn getroebleerde jeugd dat die ‘toch wel op de een of andere manier mijn smaak als componist en muzikant mede bepaald moet hebben’.
Elmer Schönberger (1950) is musicoloog, componist en schrijver van fictie (romans, toneel) en non-fictie (muziek). Hij schreef decennialang voor Vrij Nederland over muziek en publiceerde onder meer De kunst van het kruitverschieten, Het gebroken oor en Hier rust Schönberger. Samen met Louis Andriessen schreef hij Het apollinisch uurwerk, een zowel in het Engels, Russisch als Italiaans vertaald standaardwerk over Igor Stravinsky. Tot zijn belangrijkste composities van het laatste decennium behoren de dramatische cantate La fuga del tempo, het op Giacometti geïnspireerde Achttien dagen en de vocaal-instrumentale cyclus Gezien Hercules Segers.
Uitgebreide informatie is te vinden op www.elmerschonberger.com.
Over Histoire d’Oor:
‘In mijn recensie beweerde ik dat na Vestdijk niemand beter over muziek schrijft dan Elmer Schönberger in Histoire d’Oor. Na wat grasduinen in Vestdijk-over-muziek schrap ik dat na Vestdijk.’
Peter Wesly, Vrij Nederland
Over De vrouw met de hamer & andere componisten:
‘Waar dit proza groeit, groeit geen musicologenproza meer.’
Willem Jan Otten, Tirade
Over De kunst van het kruitverschieten:
‘Zijn essays kunnen ook van een dichter zijn vanwege het maximum aan ideeën binnen een minimum aan woorden dankzij een eindeloze reeks associaties, taalspelletjes en quasi-losse structuren die de lezer dwingen dit bewust machtig voedsel traag tot zich te nemen.’
Emanuel Overbeeke, Mens en Melodie
Over Het gebroken oor:
‘Een uniek en briljant boek.’
Rudy Kousbroek, PZC
‘Tintelend en daardoor steeds weer nieuwsgierig-makend zijn zijn formuleringen, die het onmogelijke mogelijk maken.’
Ger Groot, NRC Handelsblad