Vrienden
Het was toch niet niks, Ferdi en ik. Met geen andere man heb ik zoveel gepraat, we gingen elkaar zien als iets dat in onze levens hoorde. Hij was een rare jongen, een zak en een klootzak en een onuitstaanbare lastpak soms, een beschadigde man, een moordenaar niet te vergeten, maar ook open, argeloos, geestig, een leuke vent.
Soms vonden we elkaar vervelend; vaak was het gezellig. En we konden elkaar goed gebruiken: hij mij als brug naar de gewone wereld; ik hem om de zwarte glans die de omgang met die beroemde moordenaar me gaf. En om de droom dat ik ooit dit boek zou kunnen schrijven, over het menselijke van een uniek exces.
Dàt is wat ik ga doen in mijn boek: een mens zien in een mens.
Op 6 april 1988 werd Nederland overvallen door het nieuws dat de zaak-Heijn, een ontvoering die het land zeven maanden in de ban had gehouden, was opgelost. Gerrit Jan Heijn was dood; in Landsmeer was een werkloze ingenieur gearresteerd.
Tim Krabbé was meteen gefascineerd. Hij zocht en kreeg contact, en noteerde 28 jaar lang alles wat hij met en rondom de dader meemaakte. Het resulteerde in een monumentale kroniek van een gezin in ongewone omstandigheden, een verslag van ongewone vriendschappen.