Jean Pierre Rawie uitgebreid geïnterviewd in Trouw en NRC
Jean Pierre Rawie was deze maand onderwerp van gesprek nadat de dichter het verzoek van Rijksuniversiteit Groningen afsloeg om in het Engels lezing over zijn werk te geven. Het zou volgens Rawie ‘krankjorum’ zijn om aan een Nederlands opleidingsinstituut in het Engels over Nederlandse poëzie te spreken. In zijn column voor het Dagblad van het Noorden schrijft hij dat ‘heel Nederland, de universiteit voorop, aan de Engelse ziekte lijdt’. Een verdere reactie van de universiteit bleef uit.
Onlangs verscheen Handschrift, de laatste dichtbundel van Rawie. Dagblad Trouw plaatste afgelopen zaterdag een interview met de dichter naar aanleiding van zijn nieuwe werk. In gesprek met Noor Hellmann vertelt Rawie over de totstandkoming van zijn werk. Het is volgens hem een cliché dat schrijvers en dichters inspiratie putten uit hun dromen. Dromen kan men beter voor zich houden, meent de dichter. Dat iemand praat over zijn dromen ‘is bijna net zo vervelend als wanneer iemand een film navertelt.’ Daarnaast, vertelt Rawie, zijn zijn dromen juist vaak onaangenaam en is de opluchting des te groter wanneer hij ontwaakt en de dromen slechts dromen bleken te zijn. ‘Ik word zelden wakker met een idee voor een gedicht of met wat Boutens noemt: de manna-stralende genade/ van het in den slaap gevonden rijm’, zegt de dichter. Maar hoe komt poëzie dan volgens hem tot stand? Hij stelt dat poëzie een poging is tot het scheppen van orde in de wanorde: ‘Met gedichten die strak in de vorm zitten schep ik orde in de chaos. Het stoort mij dat steeds in kritieken – die natuurlijk geen mens leest – wordt gezegd dat poëzie moet ontregelen. Het tegendeel is waar voor mij.’
Lees hier het volledige interview in Trouw.
Ook in het NRC Handelsblad verscheen afgelopen zaterdag een interview, het lunchinterview met Rinskje Koelewijn. Hierin komt zijn onverwachte voorkeur onmoderne poëzievormen als sonnetten ter sprake. Rawie stelt: ‘Ik heb een hekel aan dichterlijke vrijheid. Mijn verzen kloppen ritmisch en ze rijmen.’ Toch geeft hij toe dat deze ogenschijnlijke perfectie argwaan kan wekken bij lezers. Maar, legt de dichter uit, ‘vorm en rijm hebben een ordenende functie. Ze structureren de chaos van het bestaan. […] Een goed gedicht is niets anders dan angst onschadelijk gemaakt met woorden.’ Rawie voelt zich dan ook meer verbonden met de Zuid-Europese barok-dichters van omstreeks 1600 dan met veel van zijn tijdgenoten. ‘Ik ben niet echt dom, […] maar er is poëzie van tijdgenoten die ik niet versta.’
Lees hier het volledige interview in NRC Handelsblad
Over Vroeger was alles beter, behalve de tandarts:
‘Vol zelfspot portretteert Rawie zichzelf als unzeitgemässe snobist, literatuurliefhebber, driedelige dandy, vrouwenverslinder, antifeminist, domineeszoon, oude lul en theatraal hater van alle (technische) vooruitgang. Geregeld is hij ook echt geestig, zeker als hij over zijn jeugd vertelt of vilein wordt.’
de Volkskrant
‘Stijl en toon zijn gedistingeerd-literair als altijd.’
Trouw
‘Ontdek de nuchtere persoon achter de bevlogen poëet.’
BN/De Stem
‘Ik raad iedereen aan zich op een drafje naar de boekhandel te spoeden en terstond deze verzorgde uitgave aan te schaffen.’
Dagblad van het Noorden