‘Moederskinderen’ in De Groene Amsterdammer: ‘Voor diepgravende inzichten in moeder-zoonrelaties moet je bij Jan Fontijn zijn’
De moeder de vrouw is het thema van de Boekenweek 2019. Onlangs verscheen het schitterende boek Moederskinderen van Jan Fontijn. In De Groene Amsterdammer schreef recensent Christiaan Weijts dat het thema het sterkst naar voren komt in het nieuwe boek van Jan Fontijn.
In Moederskinderen gaat Fontijn op zoek naar de wijze waarop een aantal prominente mannelijke schrijvers de band met hun moeder hebben beleefd en beschreven. Dat klinkt strak filosofisch, maar Weijts prijst de losse aanpak van Fontijn:
‘In alle schrijvers en denkers die hij te berde brengt, vooral historische, is er iets afwijkends aan de moederrelatie. Er zijn er met dode moeders, met spoorslags verdwenen moeders, met ontbrekende of verdwenen vaders, of zonen die verstoken zijn van moederliefde. Dat klinkt systematischer dan het is, want ondanks het consciëntieuze is dit werk juist heel vrij en los gecomponeerd.’
Ondanks alle grote auteurs en ideeën die Fontijn aanhaalt, blijft Moederskinderen een erg persoonlijk verhaal:
‘Maar je blijft overal voelen dat er iets op het spel staat, dat dit niet zomaar een literair-historische studie is. Heel sober meldt hij op de laatste pagina dat hij vijf jaar lang vijf dagen op de divan van de psychoanalyse lag, maar dat hij uiteindelijk meer troost en inzicht vond in de twee jaar dat hij aan dit boek werkte. Ruim vóór de CPNB het thema bekendmaakte. Dat lees je er dan ook in gunstige zin aan af.’
U kunt het hele artikel in De Groene Amsterdammer hier teruglezen.
Over Moederskinderen:
Het was voor Jan Fontijn een schok van herkenning toen hij Stendhals emotionele beschrijving las over de dood van diens moeder. Het herinnerde hem aan de nauwe band die hij als kind met zijn eigen moeder had en hoe die band door haar verschrikkelijke dood werd verbroken.
Deze lees- en levenservaring was voor Fontijn aanleiding op zoek te gaan naar de wijze waarop een aantal prominente mannelijke schrijvers de band met hun moeder hebben beleefd en beschreven. Helder en beknopt weet hij de hoogte- en dieptepunten van de moeder-zoonrelatie te beschrijven. Zo komen in Moederskinderen buitenlandse auteurs als Paul Léautaud, Michel Houellebecq, Charles Baudelaire, Rainer Maria Rilke, Friedrich Nietzsche, Marcel Proust en André Gide aan bod. Maar ook Nederlandstalige auteurs zijn met Gerard Reve, Herman Gorter, Jan Hanlo, Martinus Nijhoff, Frederik van Eeden, Lodewijk van Deyssel en de Belgische Maurice Gilliams goed vertegenwoordigd.
‘Moederskinderen’ noemt hij die door hem gekozen schrijvers, omdat de moederliefde of het intens verlangen daarnaar zo dominant in hun leven en werk aanwezig is. Hun relatie met hun moeder is vaak ontroerend en navrant en is voor Jan Fontijn meer dan eens aanleiding om die te verbinden met zijn eigen relatie met zijn moeder.
Er zijn ook schrijvers die hun moeder nooit gekend hebben en leden onder dat gemis. Het boek sluit af met een korte schets van de wijze waarop psychiaters H.C. Halberstadt-Freud, Sigmund Freud en Georg Groddeck de relatie tussen moeder en zoon beschouwden.
Jan Fontijn (1936) is neerlandicus en literatuurwetenschapper. Hij is de biograaf van Frederik van Eeden. Tot zijn omvangrijke oeuvre behoort onder andere Opgebouwd uit hetzelfde. Broers en zusters in de literatuur.