‘De oorlog van morgen’ besproken bij OVT
Wouter Linmans was te gast bij radioprogramma OVT op NPO Radio 1 om samen met Jos Palm te praten over zijn nieuwe boek De oorlog van morgen. Volgens Linmans is er een beeld ontstaan van Nederland als ‘meisjesinternaat’ in de periode tussen de twee wereldoorlogen in. ‘Dat komt eigenlijk voort uit de geschiedschrijving van kort na de Tweede Wereldoorlog’, legt hij uit. ‘Loe de Jong, dé grootvader van de geschiedschrijving van de Tweede Wereldoorlog, keek met een soort vooringenomen blik terug op de jaren 20 en 30’.
Linmans denkt daar echter heel anders over, volgens hem gingen mensen pas na de oorlog echt beseffen wat die oorlog inhield. ‘Het belangrijkste angstbeeld uit die periode was de gecombineerde aanval van bommenwerpers en gifgassen’.
U luistert deze aflevering hier terug.
Over De oorlog van morgen:
In november 1918 kwam de Eerste Wereldoorlog na vier jaar ten einde, maar in de hoofden van Nederlandse tijdgenoten galmde het moderne, industriële geweld nog lang na. Berichten over luchtbombardementen, gifgassen en andere nieuwe wapens vormden een bron van grote zorgen: als de Eerste Wereldoorlog al zo vreselijk was, hoeveel erger zou een volgende oorlog dan worden? Van de vroege jaren twintig tot aan de Duitse inval in mei 1940 hielden opiniemakers, politici, militairen en burgers zich met die vraag bezig.
Aan de hand van kranten en tijdschriften, toneelstukken en films, oorlogsromans en militaire demonstraties brengt Wouter Linmans de herinneringen, fantasieën en toekomstverwachtingen uit deze periode opnieuw tot leven. Het resultaat is even veelzijdig als verrassend en werpt nieuw licht op de Nederlandse cultuur van de jaren twintig en dertig. De oorlog van morgen laat zien hoe mensen hun angst in beelden proberen te vangen, en hoe moeilijk het is om een accuraat beeld te vormen van de toekomst.
Wouter Linmans studeerde geschiedenis aan de Universiteit Leiden. De afgelopen jaren was hij aan diezelfde universiteit werkzaam binnen de vakgroep Nederlandse geschiedenis, eerst als promovendus en vervolgens als docent. Hij is met name geïnteresseerd in de culturele geschiedenis van Nederland, dreigingsbeelden en de omgang met gewelddadige gebeurtenissen in de negentiende en twintigste eeuw.